Column: Import en autochtone inwoners
Door Jeroen Wijngaard – 15 februari 2022

Columnist van De Koetjong, Joanne Bredero komt op bezoek bij mij in Deil. Ze is gestart met een project in 26 kernen van West Betuwe en trekt door de dorpen en stadjes om verhalen op te halen. Het idee erachter is om kennis met elkaar te maken, verbinding te zoeken en daarmee vertrouwen en respect voor elkaar te vinden. Een mooi project dat opnieuw gaat over verhalen, precies datgene waar ook wat mij betreft het belangrijkste onderdeel is van Koetjong en lokale journalistiek.
Enkele jaren geleden stond in het toenmalig Weekblad West Betuwe een verhaal over de voormalige brandweervrijwilligers in Deil. Aan een tafel spraken ze elkaar nog regelmatig en haalden verhalen op uit de oude doos. Één van die verhalen was de geschiedenis van de verjaagde zigeuners ergens in de jaren ’70. Om hun afkeer uit te spreken waren de week erop een aantal dorpsgenoten in de pen geklommen Deze geschiedenis was wat hun betreft niet het verhaal waarmee Deil zich op de kaart kon zetten. Twee werelden ontmoette elkaar op dat moment maar in plaats van te verbinden kwam er een pijnlijke kloof bloot te liggen. De kloof die ligt tussen de “autochtone” dorpsbewoners en de nieuwe bewoners ook wel bekend als “import”.
De autochtone dorpsbewoners dragen namen die al honderden jaren in Deil en omstreken klinken, ze kennen de lokale geschiedenis en koesteren hun afkomst en behoudende elementen in het dorp. De import – vaak afkomstig uit de grotere plaatsen in onze regio – landen in ons dorp met de beste intenties. Import verrijkt het dorpse leven met innovatieve ideeën, nieuwe kennis en maken plannen voor de toekomst. De autochtone hebben geleerd van hun ouders, zien de sporen van hun eigen verleden dagelijks terug, zijn trots op hun dorp en zoeken manieren om dit gevoel vast te houden. De autochtonen vergrijzen of verhuizen, de verhalen worden steeds ouder en het verenigingsleven loopt terug of gaat verder met de nieuwe initiatieven van de import.
De rivier die door ons dorp loopt wordt door mensen die hier wonen vanwege de rust en ruimte al snel tot een “riviertje” omgedoopt. De kerk waar ze langslopen wordt liefkozend een “kerkje” genoemd en de streek en haar bewoners wordt geromantiseerd. Omdat er naast wonen en recreëren geen belangen meer liggen als je ’s ochtends de A2 afrijdt en je sociale leven nog vaak in je studentenstad plaatsvindt. Voor de mensen die hier woonden maar ook werkten ligt dat anders, ze hebben hun bloed, zweet en tranen in de stenen van het dorp en de verenigingen zitten. Ze zijn gewend dat het hun dorp is en zijn daar trots op, het is niet alleen maar een idyllische plek om te wonen.
Met zo’n verhaal wordt het ook anders wanneer je in een klein dorp woont waar zigeuners hun kamp opzetten en via de achterdeur naar binnen lopen om het zilveren bestek van je grootmoeder te stelen. Helemaal wanneer de sterke arm der wet een pet dragende dorpsgenoot is op een oude fiets. Dan jaag je de ongewenste gast gewoon zelf het dorp uit. Zou dat nu dan nog steeds gebeuren? Nee want ook de autochtonen weten inmiddels dat dit niet meer het dorp van vroeger is, al dan niet meegenomen in de cultuur die de import heeft meegebracht.
De sporen in het dorp hebben verhalen, de mensen hebben verhalen. Zowel de autochtone bewoners als de import alleen we moeten de tijd nemen om te luisteren naar die verhalen, ze in het juiste tijdsbeeld plaatsen, begrip te hebben voor elkaars afkomst en ideeën. Of om ze te lezen in een mooie lokale krant of online op de Koetjong.

Geef een antwoord